Kennisontwikkeling
helpt hamster en boer

Meer hamsterhectares
voor hetzelfde geld

Zeventien hamsters werden er gevonden, de laatste van Limburg. Bij één boer. Dat het de verkeerde kant op ging was wel duidelijk. Wat er nodig was, daarvan had eigenlijk niemand een idee. Nu, zo’n vijfentwintig jaar later, hebben partners steeds beter uitgevogeld wat werkt en wat niet: voor de hamster én de boer. Het belang van kennisdeling, met de hamster in de hoofdrol.

Op de foto: Harm Kossen (rechts) in gesprek met Henny Hartmann (links). Foto: De Verbeelding.

Wat doe je als de laatste nog levende hamsters van Nederland tussen jouw graan zitten? Akkerbouwer en loonwerker Henny Hartmann uit Maastricht, die ook altijd plezier beleeft aan het bijhouden van een mooie meidoornhaag, besluit eind jaren negentig direct een paar hectares uit productie te halen. 

“Het gaf ons wel een goed gevoel en de extra werkzaamheden werden vergoed. Het maakt dan niet uit of je hamsters of bieten teelt.”

Alleen fokken is niet genoeg

Het handjevol hamsters in het graan van Hartmann wordt gevangen voor een fokprogramma. Maar alleen fokken is natuurlijk niet genoeg. “We wisten dat er iets moest gebeuren, maar wát wisten we niet. Welke eisen stelt hij aan zijn leefklimaat, wanneer is de predatie het hoogst? We zijn erachter gekomen dat er meer nodig is dan alleen zijn burchten niet plat rijden.”

Al snel concluderen Wageningen University & Research en de provincie Limburg dat er gezamenlijke actie nodig is. Vanaf 2005 kijken ze samen met grondgebruikers (boeren en natuurorganisaties) en andere belanghebbenden, verenigd in de Korenwolfcommissie, welke stappen nodig zijn. Wetenschap en praktijk zetten samen de schouders eronder.

In de jaren die volgen kent de hamsterstand een grillig verloop, van duizend burchten terug naar rond de honderd. Hartmann: “Soms vinden we een verklaring, soms niet. Een paar jaar geleden hadden we een explosie aan jonge dieren. Een jaar later liep het aantal weer helemaal terug. We vermoedden dat veel dieren zijn verdronken door extreme regenval. Maar wat nou precies het effect is van een natte of juist extreem droge zomer?”

Arenstripper. Foto: Harm Kossen.

 

Loonwerker Henny Hartmann schafte drie jaar geleden een eigen arenstripper aan. Foto: De Verbeelding.

Te weinig dekking

De hamster of korenwolf komt oorspronkelijk uit Oost-Europa maar heeft zich lang thuis gevoeld in het Limburgse graan op lössbodem. Tot de landbouw efficiënter werd en graanteelt uit bouwplannen verdween. Tegenwoordig wordt het geslonken areaal graan vroeger in het jaar en tot de laatste korrel geoogst. Daardoor ontbreekt op een voor de hamster belangrijk moment in het jaar dekking tegen hongerige predatoren. 

Korenwolf. Foto: Erik Meijs.

Met de Korenwolf-commissie zetten wetenschap en praktijk samen de schouders eronder

Met de voeten in de klei

Om ook slimme, werkbare praktijken tussen boeren te delen organiseert Natuurrijk Limburg vanaf de start van het ANLb (2016) ieder jaar een aantal veldbijeenkomsten. Hartmann: “Hoe pak je bestrijding van onkruid aan? Wat is het beste maaitijdstip? In het begin mochten we luzerne bijvoorbeeld niet maaien, maar er ontstond sterke veronkruiding. Het is niet gunstig voor de hamster als het gewas overwoekerd raakt. Nu verdelen we het land in blokken en maaien we eerst de ene helft van ieder blok en vier weken later de andere helft. Zo heeft de hamster altijd dekking. En de luzerne komt na de tweede keer prachtig in bloei: al die insecten zijn een mooie bijkomstigheid.”

Met de voeten in de klei ontstaan levendige discussies en is het resultaat toch altijd het beste, ziet Hartmann. 

Ook buiten de bijeenkomsten weten de boeren elkaar nu makkelijker te vinden. En veldmedewerker Rik Schreurs staat onder de veel gebelde nummers in hun telefoon.

Alle inspanningen ten spijt: nog altijd redt de hamster het niet zonder fokprogramma. Recent berekende Wageningen Universiteit dat tenminste een kwart van het landbouwareaal graan geschikt zou moeten zijn voor de hamster – 1500 hectare. Het project HoeB moet de ‘Hamster op eigen Benen’ helpen. Hartmann legt uit: “We oogsten het graan van hamsterpercelen niet en dat kost veel geld. De vraag: hoe krijgen we de kosten omlaag? Dan blijft er immers meer geld over voor nieuwe hectares hamsterbeheer.”

Experiment met arenstripper

Vanuit het project HoeB wordt een onderzoek naar andere oogstmethodes gedaan. Een experiment met een arenstripper volgt: een schot in de roos. “Arenstrippers slaan alleen de korrel uit het graan, het stro en de aren blijven staan. Er blijft dekking voor de hamster en we kunnen de machine zo instellen dat er wat korrels achterblijven als voedsel. 

Bovendien komt er nu ook graan in de schuur. De boer blijft zich boer voelen, we zijn er heel enthousiast over.Zo enthousiast dat loonwerker Hartmann drie jaar geleden een eigen machine aanschafte. “We oogsten nu 200 hectare per jaar met de arenstripper. Collega-loonwerkers huren hem, we hebben contacten in België en Duitsland.” 

Arenstripper biedt perspectief voor een natuurinclusieve akkerbouw

Samen bouwen

Dankzij de arenstripper beschikt de hamster in Limburg anno 2022 over ruim 200 hectare extra areaal. Met hetzelfde  budget worden nu meer hectares gerealiseerd. Dat kan omdat de beheervergoeding per hectare lager is. Reden hiervoor is dat er opbrengst voor de boer is uit oogst met de arenstripper. In totaal is nu ruim 600 hectare bouwland voor de hamster ingericht.

Ook bij Hartmann gaat het goed, nagenoeg elk jaar tellen vrijwilligers op zijn 30 hectare hamsterakker de meeste hamsters van Limburg. Of de hamster ooit op eigen benen staat? Het is de vraag, betwijfelt Hartmann, maar: “We leren steeds meer. Als de één de kar aan de voorkant trekt en de ander houdt hem aan de achterkant tegen, dan schiet het niet op. Vijfentwintig jaar geleden stonden landbouw en natuur nog wel eens anders tegenover elkaar. Nu zijn we veel meer samen aan het bouwen.”

DAAROM BOUWT NATUURRIJK LIMBURG AAN KENNIS

Harm Kossen, coördinator Natuurrijk Limburg: “We zien de boer als aannemer: of het nou gaat om voedsel of natuur, het levert een product op. Maar boeren hebben niet alle kennis over ‘vogels produceren’. Vroeger werd in het agrarisch natuurbeheer gezegd: hier heb je een contract, als je het zo doet komt het goed. Maar dat was niet zo. Door gebrek aan kennis, maar ook omdat het net niet bij de bedrijfsvoering paste.

Daarom steken onze veldmedewerkers veel tijd in begeleiding, en stimuleren we ook kennisdeling tussen deelnemers. Puur het sparren met elkaar is al waardevol. Niemand heeft de wijsheid in pacht, maar samen hebben we wel hetzelfde doel voor ogen. We trekken daarnaast veel op met kennisinstellingen. We proberen wetenschap te vertalen naar de beheerpraktijk en andersom.

Kennisontwikkeling is belangrijk. Voor een boer is het ook leuker als het lukt en het zorgt voor draagvlak vanuit de maatschappij. Bovendien geloven we dat deze samenwerking een vliegwiel kan zijn: voor andere opgaven in het landelijk gebied, maar bijvoorbeeld ook voor een goede samenhang tussen de ecoregelingen in het nieuwe Gemeenschappelijke
Landbouwbeleid.”