
WARM WELKOM
VOOR BESCHEIDEN
BOSHOMMEL
WARM WELKOM
VOOR BESCHEIDEN
BOSHOMMEL
De boshommel is een onopvallende en bescheiden hommel. Hij wordt al zeventig jaar niet meer in Nederland gezien, op wat verdwaalde exemplaren na. Dat zelfs deze weinig kieskeurige soort het niet redt, is pijnlijk veelzeggend. In het Geuldal werken Natuurrijk Limburg en Wageningen University & Research (WUR) met tien andere partners aan een oplossing. Die gaat niet alleen over natuurinclusieve landbouw: wat de boshommel nodig heeft, is een natuurinclusief landschap.

Wat zou je zien als je door de ogen van een boshommel kijkt? Misschien een smakelijk kruidenrijk grasland met rolklaver in bloei. Even verderop een akkerrand vol nectar van knoopkruid en korenbloem. Gaat er ook goed in. Maar dan? Voor een kilometer vliegen draai je je hand niet om, maar waar moet je heen? In de wegbermen alleen een verdwaalde dovenetel, aan de maaimachine ontsnapt. Heel veel akkers, de gewassen dichtgezaaid en torenhoog. De intensivering van de landbouw heeft je geen goed gedaan – de bestrijdingsmiddelen, alle mest, de monoculturen zonder akkeronkruiden in bloei.
Maar als je eerlijk bent, holt het hele landelijk gebied achteruit. Natuurgebieden kunnen nog zo mooi zijn, de tuinen en akkerranden nog zo bloemrijk: je hebt er weinig aan als daartussen grote gaten vallen. Wat je nodig hebt, is een heel seizoen lang, binnen een kilometer van het nest een continu aanbod van bloemen.
Een boshommellandschap dus.
Een project begint
Het belang van het landschap voor onze bijen (waar hommels ook onder vallen): dat is precies wat ter sprake komt in oktober 2017, tijdens het akkervogelsymposium in Leuven.
“Ik word zo zuur van jouw presentatie”, zei Harm Kossen van Natuurrijk Limburg. David Kleijn, professor plantenecologie en natuurbeheer aan de Wageningen Universiteit, had even daarvoor een weinig hoopgevend verhaal afgestoken over alles wat maar niet lukken wil bij de bescherming van de biodiversiteit op boerenland. Harm Kossen werd er een beetje chagrijnig van. De belevingswereld van de boerennatuurbeschermer, die met man en macht werkt aan effectiever agrarisch natuurbeheer, versus de wereld van de wetenschapper: de cijfertjes en de al jaren dalende trends.
“Oké”, pareerde wetenschapper Kleijn, “laat me dan voorbeelden zien waar het wel werkt.”Die voorbeelden had Harm Kossen wel. En toegegeven, Limburg heeft de juiste kaarten voor een succesvol bijen-actieplan. Limburg is dankzij haar kalkgraslanden en de bijzondere planten die daarbij horen van oorsprong een rijke bijenprovincie. Soorten die elders in Nederland kopje onder gaan, houden hier nog het hoofd boven water. Specifiek in het Geuldal liggen de beste kansen om op korte termijn iets voor bijen te betekenen. Er is veel beschermd natuurgebied met kalkgrasland, er liggen heggen langs de weiden en bloeiende akkerranden langs de akkers.
Daar, in Leuven, besluiten David Kleijn en Harm Kossen samen met bijenexpert Ivo Ramaekers extra actie te ondernemen voor de bijen. Het project Boshommellandschap Geuldal is geboren.
Limburg heeft de juiste kaarten voor een succesvol bijenactieplan
Leren door te doen
In het kort zorgen de partners samen voor een groter bloemenaanbod. Zo leggen boeren van Natuurrijk Limburg bloeiende akkerranden aan, pakken gemeenten hun maaibeheer aan en laten terreinbeheerders en waterschap hun percelen anders begrazen.
“We zijn gewoon begonnen”, zegt Kleijn. “Doen, leren, beter doen. Bijkomend voordeel: mensen zien wat er gebeurt, er wordt over gepraat en dat creëert weer motivatie.” Vrij spontaan sluiten tien andere partijen zich aan: drie terreinbeheerders, het waterschap, twee gemeenten, het waterleidingbedrijf, provincie en de stichting Limburg Bloeit Op. “Allemaal hebben we gezegd: we gaan dit gewoon doen, voor de lange termijn. Samen beheren deze partijen 90% van het grondgebied van het Geuldal. Dat is het grote verschil.”
Dat klinkt makkelijker dan het is. Kleijn: “Veel terreinbeheerders, bijvoorbeeld, verpachten hun graslanden aan boeren. Die laten er het hele seizoen hun jongvee grazen. Daardoor is er geen bloem meer te vinden. Dat kun je oplossen met rotatiebegrazing: eerst één derde van het land begrazen, dan een volgende derde, enzovoort. Simpel. Maar pachters zeiden: dan heb ik ook een nieuw waterpunt nodig. Nu werken we dus met een rotatie van twee.” Als je met elkaar praat, is er altijd een oplossing te vinden, concludeert Kleijn.

David Kleijn van Wageningen Univesity & Research: ‘We zijn gewoon begonnen. Doen, leren, beter doen.”

Martijn Jacobs, gemeente Valkenburg aan de Geul over het aangepaste maaibeheer: “Er moet op heel specifieke momenten gemaaid worden, en dat voor maar een heel klein deel van de gemeente.” Foto’s: De Verbeelding.
Op de werkvloer
“We hebben bovendien gemerkt: als de groeiomstandigheden goed zijn, dan is maaien of begrazen niet zo’n probleem. Bloemen groeien in twee weken terug.” Gemiddeld dan, want de weersomstandigheden spelen daarin een belangrijke rol. Gemeente Gulpen-Wittem besloot naar aanleiding van het project in de hele gemeente gefaseerd te gaan maaien. Maar wel heel pragmatisch, aldus Kleijn. “Dus ze zeiden tegen de aannemer: doe eerst alle linker wegbermen, en dan vier weken later de rechter. Maar het was zó nat: toen de aannemer eenmaal toe was aan de rechterkant hing het groen aan de linkerkant al weer helemaal over de weg.”
Uiteindelijk moet het op de werkvloer gebeuren. Dat vraagt doorlopend energie, merkt ook Martijn Jacobs, beleidsmedewerker cultuurtechniek in de gemeente Valkenburg aan de Geul. Valkenburg doet mee met vijf wegbermen, waarvan links en rechts ook met een tussenpoos van vier weken moet worden gemaaid. “Het eerste jaar is er veel misgegaan, dan was er niet gemaaid of op het verkeerde moment. We merken dat het lastig is voor de aannemer. Het is nieuw en er moet op heel specifieke momenten gemaaid worden, en dat voor maar een heel klein deel van de gemeente. Ook in het tweede jaar moesten we nog af en toe bijsturen, dan was het maaisel bijvoorbeeld niet opgeruimd. Nu in het derde jaar zitten we er nog meer bovenop. Ik heb in april al tegen de opzichter gezegd: kaart het alvast aan bij de aannemer en blijf erbij tot het maaien begint.”
“Als je met elkaar praat, is er altijd een oplossing te vinden”
Vliegwiel
Om te kijken of het werk zoden aan de dijk zet, brengt Wageningen Universiteit elk jaar de bloeiende planten en de soorten en aantallen insecten in kaart – want het is natuurlijk niet alleen maar om die boshommel te doen. Monitoring helpt om bij te sturen, maar laat ook aan deelnemers en bestuurders zien: het levert wat op, blijf investeren in het landelijk gebied. Er is trots bij goede resultaten, er wordt gebaald als het even tegenvalt.
Het project levert bewustwording op. Zo gaat Valkenburg in de hele gemeente haar maaibeheer aanpassen. Beleidsmedewerker Jacobs: “We waren gewend om wegbermen twee keer per jaar kaal te maaien en de meeste veldwegen en wandelpaden te klepelen, waarbij het maaisel bleef liggen. We gaan nu meer bermen maaien en afvoeren, waardoor de voedingsstoffen voor de bodem worden weggenomen, dat is belangrijk om bloemen te krijgen. Waar het veilig kan, maaien we niet meer de hele berm, maar alleen de eerste meter vanaf de weg. Uiteindelijk maaien we na 15 september alle wegbermen in totaliteit, om ‘kaal’ de winter in te gaan.”
En dan op naar een Boshommellandschap Limburg? Eerst maar eens laten zien dat het echt werkt, lacht wetenschapper Kleijn. Blijven bouwen aan draagvlak is daarbij onontbeerlijk. Zo gaat de universiteit voor boeren de effecten op plaagbestrijding in kaart brengen: bloemen trekken nuttige insecten aan die plagen in de gewassen in toom houden. “Die effecten zijn nu nog klein omdat boeren allerlei middelen mogen gebruiken, maar uiteindelijk kan het een belangrijke knop voor plaagbestrijding worden.” Tenslotte moet dit verhaal politiek op de agenda blijven, want om anders te kunnen werken is geld nodig. Gelukkig hebben we de tijd mee, besluit Kleijn: “Biodiversiteit is nu een breed gedragen argument. Insecten zijn belangrijk en ze waren er al ver voordat wij er waren. We hebben de morele plicht om ze te beschermen.”
Partners: WUR, gemeente Valkenburg aan de Geul, Staatsbosbeheer, Waterschap Limburg, Provincie Limburg, Stichting het Limburgs Landschap, gemeente Gulpen-Wittem, Natuurmonumenten, WML Limburgs drinkwater, Limburg Bloeit Op en Natuurrijk Limburg.
DRAAGVLAK
Het project organiseerde de verkiezing ‘Mooiste wegberm van het Geuldal’, om ook draagvlak onder inwoners te versterken.

Molenvoetpat, Schin op Geul
(winnaar: P. Goltstein)

Heytgrachtvoetpad, Valkenburg
(winnaar: J. Knubben)